Scholen voor speciaal onderwijs (SO) zijn er voor leerlingen met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking en voor leerlingen die psychische problemen of gedragsproblemen hebben.
Scholen voor speciaal onderwijs (SO) zijn er voor leerlingen die specifieke onderwijsbehoeften hebben, waaraan ook een SBO-school niet kan voldoen. Om een plek in het SO te krijgen is een toelaatbaarheidsverklaring (TLV SO) nodig. De SO-school stelt voor elke leerling een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) op. In het OPP beschrijft de school:
Voor deze leerlingen zijn er scholen die verdeeld zijn in vier clusters.
Cluster 1
Scholen voor blinde of slechtziende leerlingen (leerlingen met een visuele beperking).
Cluster 2
Scholen voor dove leerlingen, slechthorende leerlingen, leerlingen met ernstige spraakmoeilijkheden en leerlingen met communicatieve problemen.
Cluster 3
Scholen voor leerlingen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen, zeer moeilijk lerende leerlingen en langdurig zieke leerlingen met een lichamelijke handicap, leerlingen met epilepsie en meervoudig gehandicapte leerlingen die zeer moeilijk leren.
Cluster 4
Scholen voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen.
Op de volgende websites staat meer informatie over speciaal onderwijs:
Ouders&Onderwijs
Rijksoverheid
De overstap van basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs is voor alle leerlingen een belangrijke stap. Het is belangrijk dat deze overgang succesvol verloopt. Om deze overstap zo goed mogelijk te laten verlopen voor leerlingen in de regio, heeft het Samenwerkingsverband Helmond Peelland voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs een raamwerk ontwikkeld. Het doel van dit raamwerk is om de leerlingen en ouders zo goed mogelijk voor te bereiden op de overstap.
Wanneer de school denkt dat jouw kind extra hulp nodig heeft, zijn er gesprekken met jou als ouder. Die gesprekken zijn met mensen van de school zoals de intern begeleider (IB-er) of de leerkracht en met andere deskundigen. Bijvoorbeeld een psycholoog, een jeugdarts of logopedist. Die gesprekken noem je vaak MDO, dat is de afkorting voor een multidisciplinair overleg.
Kinderen kunnen heel verschillende soorten hulp nodig hebben. Zoals hulp bij het plannen en organiseren van schoolwerk of extra oefening van de stof. Of uitleg in kleine groepjes bij lezen of rekenen. En bijvoorbeeld hulp bij de gymles, het leggen van contacten of een aangepaste stoel.
Als ouders mag je de gegevens die de school over jouw kind bewaart opvragen. Als er iets in staat wat volgens jou niet klopt, dan kun je vragen of de school de informatie wil weghalen, aanvullen of verbeteren. Dat staat in de privacywet.
Ouders hebben in Nederland het recht om zelf een school te kiezen voor hun kind. Dat geldt in principe ook voor het kiezen van een S(B)O school.
Ja, dat kan. Als de school, jij en je kind vinden dat dat het beste past. De school waar je kind nu op zit, kan je helpen om een school te vinden die de hulp kan geven die jouw kind nodig heeft. Iedere school heeft een eigen schoolondersteuningsprofiel waarin je kunt lezen welke hulp een school kan geven.
De meeste kinderen kunnen zelfstandig naar school of worden door ouders gehaald of gebracht. Soms is dit niet mogelijk, bijvoorbeeld door ziekte of handicap of doordat je kind een speciale vorm van onderwijs bezoekt.
De school houdt informatie bij over jouw kind. Zeker als je kind extra hulp krijgt. Informatie uit het leerlingvolgsysteem, het leerlingdossier en het ontwikkelingsperspectief (OPP) mag je als ouder opvragen. Hier kun je naar vragen bij de school. Volgens de wet heb je recht op een kopie van alle informatie die over je kind wordt bijgehouden.
Als jouw kind extra ondersteuning nodig heeft, moet de school een plan maken met doelen. Dit plan noem je het ontwikkelingsperspectief (OPP).
Soms weet je al voordat je kind naar school gaat, dat hij of zij extra hulp nodig heeft. Dat moet je vertellen bij het aanmelden bij de school. De school gaat dan informatie verzamelen over jouw kind. Dit doen ze omdat ze willen weten welke soort hulp je kind nodig heeft en hoeveel hulp.
Er kunnen verschillende redenen zijn waarom jij en de school iets anders vinden. Jij ziet je kind thuis, ziet hoe het zich voelt en luistert naar wat het vertelt over school. De leerkracht ziet jouw kind alleen op school. Deze situaties kunnen anders zijn. Ook kan het zijn dat jij en de school anders denken over wat je bij jouw kind ziet.
Meestal zijn school en ouders het eens over de plaatsing op het speciaal onderwijs (SO) of het speciaal basisonderwijs (SBO). Als je het niet eens bent met de aanvraag voor de toelaatbaarheidsverklaring (TLV), of als je het niet eens bent met het advies over de toelaatbaarheidsverklaring, kun je hier bezwaar tegen maken.
Soms bestaat een deel van de extra hulp van je kind uit jeugdhulp. Scholen en gemeenten werken dan samen door te zorgen voor arrangementen en maatwerk.
Soms lukt het de school niet om jouw kind genoeg hulp te bieden. Hierdoor kan jouw kind zich niet goed genoeg ontwikkelen. Dat noemt een school handelingsverlegen zijn.
De leerplichtambtenaar is in dienst van de gemeente. De leerplichtambtenaar controleert of kinderen wel naar school gaan. Alle kinderen tussen 5 en 16 jaar die in Nederland wonen zijn leerplichtig. Dit geldt ook voor kinderen met een andere nationaliteit. En voor kinderen van asielzoekers en vreemdelingen.
In een leerlingdossier worden gegevens over een leerling bewaard.
In een samenwerkingsverband werken alle scholen en gemeenten in een regio samen om te zorgen dat er in die regio passend onderwijs is voor ieder kind. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband staan de afspraken die in jouw regio zijn gemaakt over extra ondersteuning.
Als jouw kind meer nodig heeft dan de basisondersteuning, maakt de school een plan. In dat plan staat hoe de school jouw kind gaat helpen om zich fijn te voelen en zo goed mogelijk te kunnen leren. Dat doet de school met doelen om aan te werken. Dit plan heet een ontwikkelingsperspectief.
Heb je vragen over passend onderwijs, wil je advies of praten met iemand die met je meedenkt? Dan kun je terecht bij de school van jouw kind of bij het oudersteunpunt. Ieder samenwerkingsverband heeft een ouder- en jeugdsteunpunt. Het is er om jou als ouder te helpen en werkt onafhankelijk.
Om alle leerlingen in een regio een goede onderwijsplek te kunnen bieden, vormen reguliere en speciale scholen in het onderwijs samen regionale samenwerkingsverbanden. Het samenwerkingsverband (SWV) maakt afspraken over welke begeleiding de reguliere scholen bieden, welke leerlingen een plek krijgen in het speciaal onderwijs en over de verdeling van de ondersteuningsmiddelen.
In het uitstroomprofiel staat naar welk niveau van vervolgonderwijs de school met jouw kind toewerkt. Op welk niveau is jouw kind aan het eind van de basisschool? En wat voor soort onderwijs kan jouw kind volgen ná de basisschool?
Misschien heeft je kind meer hulp nodig dan de basisondersteuning. Dan kan je kind extra ondersteuning krijgen.
Het is belangrijk te weten dat een aanmelding iets anders is dan een inschrijving. De aanmelding vindt plaats als jij de school laat weten, dat je graag zou willen dat je kind daar onderwijs gaat krijgen. Na het aanmelden gaat de school kijken of ze jouw kind kunnen inschrijven. De school laat jou altijd in een brief of e-mail weten of je kind wel of niet wordt ingeschreven op de school.
Ouders moeten instemmingsrecht geven op het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief. De school moet de ouders uitdrukkelijk om instemming vragen.
Elk kind, ook kinderen met een ondersteuningsbehoefte, moet in de regio waar hij of zij woont onderwijs krijgen dat bij hem of haar past.
Scholen voor speciaal basisonderwijs zijn bedoeld voor leerlingen die extra zorg en aandacht nodig hebben bijvoorbeeld omdat ze een leerachterstand hebben of er moeilijkheden spelen in de opvoeding. Het SBO is voor leerlingen die het op een gewone basisschool niet redden. Deze leerlingen hebben een lichtere problematiek dan leerlingen op een school voor speciaal onderwijs (SO).
Steeds meer kinderen in Nederland kunnen om financiële redenen niet meedoen aan activiteiten die voor hun leeftijdsgenootjes heel normaal zijn. Zij staan vaak letterlijk aan de zijlijn. Leergeld wil deze kinderen mee laten doen. De stichting wil deze kinderen kansen bieden om te kunnen deelnemen aan binnen- en buitenschoolse activiteiten. Leergeld biedt hen hiermee een springplank, waardoor zij opbloeien, kennis en vaardigheden ontwikkelen en eigenwaarde krijgen.
Hieronder staan de plichten genoemd waar elke school in Nederland mee te maken heeft.
De school heeft zijn verplichtingen, maar ook ouders hebben deze.
We proberen uiteraard op zoveel mogelijk vragen antwoord te geven. Staat de vraag waar jij als ouder van een schoolgaand kind mee zit er toch nog niet bij? Stel deze dan hieronder aan ons.