LWOO is de afkorting voor leerwegondersteunend onderwijs. Het is een geldbedrag dat vmbo-scholen krijgen voor sommige leerlingen die extra ondersteuning kunnen gebruiken op school, bijvoorbeeld bij het lezen of rekenen.
Met LWOO kan de school extra ondersteuning inzetten. Zo zorgt de school ervoor dat kinderen niet (verder) achter raken op de lesstof en wordt de kans vergroot dat de leerlingen hun vmbo afsluiten met een diploma. Elke vmbo-school mag zelf bedenken hoe ze de ondersteuning geeft. Sommige scholen geven bijvoorbeeld extra reken- of taallessen. Andere scholen hebben kleinere klassen.
De leerkracht van groep 8 weet welke leerlingen extra ondersteuning nodig hebben op de middelbare school. De basisschool bespreekt dat met de ouders en geeft dit ook in de overdracht door aan de betreffende vmbo-school.
Wanneer de school denkt dat jouw kind extra hulp nodig heeft, zijn er gesprekken met jou als ouder. Die gesprekken zijn met mensen van de school zoals de intern begeleider (IB-er) of de leerkracht en met andere deskundigen. Bijvoorbeeld een psycholoog, een jeugdarts of logopedist. Die gesprekken noem je vaak MDO, dat is de afkorting voor een multidisciplinair overleg.
Kinderen kunnen heel verschillende soorten hulp nodig hebben. Zoals hulp bij het plannen en organiseren van schoolwerk of extra oefening van de stof. Of uitleg in kleine groepjes bij lezen of rekenen. En bijvoorbeeld hulp bij de gymles, het leggen van contacten of een aangepaste stoel.
Ouders moeten altijd eerst aanmelden bij een reguliere VO school. Daar wordt gekeken of zij tegemoet kunnen komen aan de ondersteuningsbehoefte van het kind. Als de reguliere VO school aangeeft dat dit niet kan, moeten zij dit aangeven bij het samenwerkingsverband VO van deze regio (RSW PVO).
Niet ieder kind kan zomaar worden toegelaten tot de praktijkschool (PRO). Hiervoor heb je een ‘toelaatbaarheidsverklaring praktijkonderwijs’ (TLV-PRO) nodig.
Heb je vragen over passend onderwijs, wil je advies of praten met iemand die met je meedenkt? Dan kun je terecht bij de school van jouw kind of bij het oudersteunpunt. Ieder samenwerkingsverband heeft een ouder- en jeugdsteunpunt. Het is er om jou als ouder te helpen en werkt onafhankelijk.
Om alle leerlingen in een regio een goede onderwijsplek te kunnen bieden, vormen reguliere en speciale scholen in het onderwijs samen regionale samenwerkingsverbanden. Het samenwerkingsverband (SWV) maakt afspraken over welke begeleiding de reguliere scholen bieden, welke leerlingen een plek krijgen in het speciaal onderwijs en over de verdeling van de ondersteuningsmiddelen.
Elk kind, ook kinderen met een ondersteuningsbehoefte, moet in de regio waar hij of zij woont onderwijs krijgen dat bij hem of haar past.
Ieder kind is anders. Wanneer jouw kind extra ondersteuning of een eigen aanpak op school nodig heeft, dan kun je in het schoolondersteuningsprofiel (SOP) van de school van jouw keuze zien of deze ondersteuning geboden kan worden. In een gesprek met de school kun je als ouder je vragen over het ondersteuningsprofiel stellen en kan de school dit profiel toelichten.
We proberen uiteraard op zoveel mogelijk vragen antwoord te geven. Staat de vraag waar jij als ouder van een schoolgaand kind mee zit er toch nog niet bij? Stel deze dan hieronder aan ons.